Complementszinnen
Complementszinnen na werkwoord van waarneming, ingeleid door που
Που als onderschikkend voegwoord is in de
vroege Middeleeuwen uit hetzelfde woord ontstaan als waaruit het
betrekkelijke voornaamwoord που is
voortgekomen.
Omdat deze beide woorden που beide bijzinnen
inleiden (complementszinnen resp. betrekkelijke=bijvoeglijke
bijzinnen), is het soms onduidelijk welke functie
που precies in een zin heeft.
Που kan als onderschikkend voegwoord
complementszinnen inleiden bij hoofdzinnen met een werkwoord van
emotie of van waarneming.
De ontkenning in de που- zin is
δε(ν).
Werkwoorden van waarneming kunnn worden onderverdeeld in twee
groepen:
- werkwoorden van directe zintuigelijke waarneming
- werkwoorden van mentale waarneming.
Werkwoorden van directe zintuigelijke waarneming
Werkwoorden van directe zintuigelijke waarneming, zoals 'horen' en 'zien' worden gevolgd door που wanneer zij geconstrueerd worden met een zogenaamd 'dubbel object'; dat wil zeggen dat het verzwegen onderwerp van de complementszin als expliciet lijdend voorwerp bij het werkwoord in de hoofdzin verschijnt. Voorbeeld:
βλέπω το Δημήτρη που με πλησιάζει. | ik zie Dimitris naar mij toekomen (lett.: ik zie dat Dimitris mij nadert). |
Dit lijdend voorwerp kan door een zwak persoonlijk voornaamwoord
worden weergegeven of door een zelfstandig naamwoord.
Vanwege het directe karakter van de waarneming (je ziet, hoort of
voelt iets gebeuren) staat het werkwoord in de bijzin vrijwel altijd
in de indicativus van de eerste stam: praesens of imperfectum.
In deze gevallen is het betrekkelijke karakter van
που nog duidelijk waarneembaar.
Vooral wanneer het lijdend voorwerp bij het werkwoord in de hoofdzin
een zelfstandig naamwoord is, kan men erover twisten of
που dan een voegwoord of een betrekkelijk
voornaamwoord is.
είδα το τρένο που ξεκινούσε. |
ik zag de trein vertrekken. ik zag de trein die vertrok. |
βλέπω το Δημήτρη που με πλησιάζει. |
ik zie Dimitris naar mij toekomen. ik zie Dimitris die mij nadert. |
ακούω το ραδιόφωνο που παίζει κλασική μουσική. |
ik hoor de radio klassieke muziek spelen. ik hoor de radio die klassieke muziek speelt. |
Maar het lijdend voorwerp kan ook door middel van een zwak
persoonlijk voornaamwoord worden weergegeven. Hoewel de constructie
duidelijk nauw aan de bovenstaande verwant is, ontbreekt er in de
hoofdzin een legitiem antecedent voor που als
betrekkelijk voornaamwoord.
Daarom wordt που beschouwd als voegwoord:
τον βλέπω που φεύγει. | ik zie hem weggaan. |
τον είδα που έφευγε. | ik zag hem weggaan. |
τους ακούω που τραγουδάνε | ik hoor hen zingen. |
Που versus
ότι/πως
Werkwoorden van directe zintuigelijke waarneming worden gevolgd
door een bijzin met
ότι/πως wanneer het niet om de directe
zintuigelijke waarneming zelf, maar om het mentaal proces van
kennis-verwerving waartoe de waarneming aanleiding geeft.
In deze gevallen wordt het onderwerp van de bijzin niet als
lijdend voorwerp in de hoofdzin geplaatst.
De complementszin is overduidelijk een
lijdend voorwerpszin; de gehele zin kan vervangen worden door
één woordgroep (zonder bijzin) als lijdend voorwerp. Vergelijk:
τον άκουσα που έμπαινε μέσα. | ik hoorde hem binnenkomen. | <-> | άκουσα ότι πέθανε ο θείος του. | ik hoorde dat zijn oom is overleden. |
τον είδα που έφευγε. | ik zag hem weggaan. | <-> | είδα ότι έφυγε. | ik zag dat hij vertrokken was. |
σε βλέπω που είσαι στενοχωρημένη. | ik zie (toch) dat je verdrietig bent. | <-> | (το) βλέπω ότι είσαι στενοχωρημένη. | ik zie (het toch) dat je verdrietig bent. |
Που versus
να
Werkwoorden van directe zintuigelijke waarneming
kunnen ook gevolgdworden door een
bijzin met να.
Het verschil tussen de constructie met που en
die met να bestaat erin dat in de zin met που de handeling (het waarnemen) ook
daadwerkelijk moet hebben plaats gevonden, de feitelijkheid van het
beweerde staat buiten kijf.
In de zin met να hoeft dit niet het
geval te zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om een logische
voorstelling die de spreker zich maakt:
βλέπω το τρένο που ξεκινάει. |
ik zie de trein vertrekken. ik zie de trein die vertrekt. |
<-> | βλέπω το τρένο να ξεκινάει. | ik zie de trein vertrekken. |
το είδαπου ξεκινούσε. | ik zag hem vertrekken. | <-> | το είδα να ξεκινάει. | ik zag hem vertrekken. |
Let op het gebruik van de eerste stam na να.
De bovenstaande zinnen betekenen in feite hetzelfde, al lijkt de waarneming in de που-zin meer gericht te zijn op de trein zelf, en in de να-zin op het vertrekken.
Vergelijk deze zinnen met de volgende waarin het gebruik van που niet mogelijk is:
τον βλέπω να κάνει κάτι καμιά μέρα. | ik zie hem nog wel eens zoiets uithalen. |
τον ακούς να το λέει μ' εκείνη την περίεργη φωνή του; | hoor je het hem zeggen met die rare stem van hem? |
Που versus και
Woorden van directe zintuigelijke waarneming worden ook wel eens nevenschikkend weergegeven met het voegwoord και:
είδα το Γιάννη κι ερχόταν προς τα δω. | ik zag Giannis deze kant op komen. |
ακούω το μωρό και κλαίει. | ik hoor de baby huilen. |
Nb. Που kan ook betrekkelijk voornaamwoord zijn.