Samengestelde zin
Een samengestelde zin is een zin die meer dan één persoonsvorm bevat.
Samengestelde zin: hij koopt een ring omdat zij een broche verkoopt. |
Soms bevat een samengestelde zin slechts één persoonsvorm ten gevolge van samentrekking.
Samengetrokken samengestelde zin met twee persoonsvormen: hij koopt een ring en verkoopt een broche. Samengetrokken samengestelde zin met één persoonsvorm: hij koopt een ring en een broche. Jan en Maria kopen een ring. |
ο Πέτρος και ο Σταύρος είναι πλούσιοι. | Petros en Stavros zijn rijk. |
Samengestelde zinnen bevatten over het algemeen een voegwoord, voornaamwoord of (vragend of zinsverbindend bijwoord dat de twee zinnen verbindt.
hij koopt een ring omdat zij een broche verkoopt . hij koopt een ring en verkoopt een broche. hij koopt een ring maar geen broche. |
ο Πέτρος και ο Σταύρος είναι πλούσιοι. | Petros en Stavros zijn rijk. |
Er bestaan samengestelde zinnen zonder voegwoord; bijvoorbeeld directe rede.
λέει: σ' αγαπώ. | hij zegt: ik houd van je |
hij vraagt: houd je ook van mij? | |
zin met tegenwoordig deelwoord |
De verbinding tussen de twee zinnen kan nevenschikkend of onderschikkend zijn.
Bij nevenschikking spelen de twee zinnen grammaticaal een gelijkwaardige rol. Dat betekent dat de twee zinsdelen verwisseld kunnen worden zonder dat volgorde van de woorden verder nog moet worden aangepast. Soms wordt de betekenis van de zin echter wel geweld aan gedaan.
hij koopt een ring en zij verkoopt een broche. zij verkoopt een broche en hij koopt een ring. hij verkoopt een broche en koopt een ring. hij koopt een ring en verkoopt een broche. hij koopt een broche maar geen ring. hij koopt een ring maar geen broche. Jan en Maria kopen een ring. Maria en Jan kopen een ring. hij ging schaatsen en zakte door het ijs. hij zakte door het ijs en ging schaatsen. |
ο Πέτρος και ο Σταύρος είναι πλούσιοι. | Petros en Stavros zijn rijk. |
De Nederlandse nevenschikkende voegwoorden zijn: en, maar, doch,
of, want, noch, hetzij.
De Griekse
nevenschikkende voegwoorden zijn:
και, αλλά, ή, ούτε, μη, είτε
Nevenschikking kan op twee niveaus plaats vinden:
- op zinsniveau: nevenschikking van twee bijzinnen (tot één
hoofd- of bijzin);
hij koopt een ring en zij verkoopt een broche. |
hij koopt een ring en een broche. |
Bij een nevenschikking van twee bijzinnen dienen de
persoonsvormen in de bijzinnen overeen te stemmen in tijd en
wijze (het aantal hangt van de onderwerpen af).
Indien in beide bijzinnen zinsdelen gelijk zijn, worden de
bijzinnen vaak samengevoegd tot één (bij)zin waarbij de
nevenschikking op zinsdeelniveau plaatsvindt en de gelijke delen
slechts eenmaal voorkomen. Afhankelijk van de rol die de gelijke
delen in de zin speelden, kan dit consequenties hebben voor de
overige zinsdelen. Zie bijvoorbeeld het onderwerp
'natuurlijk versus lexicaal geslacht'.
In het Grieks dient, als een wijze of tijd van het werkwoord gebruikt wordt waarbij να of θα vereist is, in beide delen van de samenvoeging να of θα gehandhaafd te blijven.
πρέπει να στρίψουμε στα αριστερά στην επόμενη διασταύρωση και να οδηγήσουμε πίσω στην άλλη πλευρά εκείνου του χτιρίου. | U moet bij de volgende kruising linksaf slaan en terugrijden aan de andere kant van dat gebouw. |
Bij onderschikking spelen de twee zinnen geen gelijkwaardige rol. Dat betekent dat de betekenis verandert wanneer de twee zinsdelen verwisseld worden.
omdat het regent, neemt hij een paraplu mee. omdat hij een paraplu meeneemt, regent het. |
De zin die zonder gevolgen voor de woordvolgorde weggelaten kan
worden danwel vervangen kan worden door één zinsdeel zonder persoonsvorm, heet de
bijzin.
De zin die overblijft, heet de
hoofdzin.
omdat het regent, neemt hij een paraplu mee. vandaag neemt hij een paraplu mee. |
φαίνεται ότι θα βρέξει. ρωτούσε τι θέλουμε |
het lijkt erop dat het gaat regenen. hij vroeg wat wij willen. |