Enkelvoudige zin
η ενική πρόταση
Een zin is een combinatie van woorden en/of woordgroepen die samen een afgeronde uitspraak vormen.
Een enkelvoudige zin is een zin die slechts één persoonsvorm bevat.
Indien de ene persoonsvorm het resultaat is van samentrekking, is de zin formeel een samengestelde zin.
Enkelvoudige zinnen zijn op verschillende manieren in soorten in
te delen. De ene indeling is gebaseerd op de betekenis, de andere op
de structuur. Bijvoorbeeld:
- bedrijvende en lijdende zinnen
- bevestigende en ontkennende zinnen
- mededelende, vragende, gebiedende en uitroepende zinnen
- persoonlijke en onpersoonlijke zinnen.
Bedrijvende en lijdende zinnen
De indeling naar bedrijvende
en
lijdende zinnen is in het
Nederlands een indeling naar vorm.
Een zin met een lijdend voorwerp is altijd een bedrijvende zin.
Een dergelijke zin kan met behulp van het werkwoord worden
omgezet worden naar een lijdende zin, waarbij het lijdend voorwerp
onderwerp wordt.
Dit heet passiveren. Het onderwerp van de
bedrijvende zin wordt een passieve door-bepaling in de lijdende zin.
In zinnen die zo omgezet kunnen worden, is altijd sprake van een overgankelijk werkwoord.
Bedrijvende zin: ik lees een boek. Lijdende zin: het boek wordt door mij gelezen. |
ο ήλιος θερμαίνει τη γη. η γη θερμαίνεται από τον ήλιο, |
de zon verwarmt de aarde. de aarde wordt door de zon verwarmd. |
Een zin zonder lijdend voorwerp die ook geen lijdende zin is, bevat een onovergankelijk werkwoord.
σκέφτομαι. ο ήλιος λάμπει. |
ik denk. de zon schijnt. |
Bij een bedrijvende zin zonder lijdend voorwerp kan nog wel sprake zijn van een object waar de actie van het werkwoord op gericht is. Bijvoorbeeld: denken aan, hopen op en dergelijke. Er is dan steeds sprake van een vaste combinatie van een werkwoord met een specifiek voorzetsel. Het zinsdeel dat ingeleid wordt door het voorzetsel heet het voorzetselvoorwerp.
Het Nederlands en het Grieks stemmen niet altijd overeen in het gebruik van een lijdend voorwerp of een voorzetselvoorwerp:
αυτός σκέφτεται μόνο τον εαυτό του. | hij denkt alleen maar aan zichzelf. |
Toelichting:
σκέφτομαι is een zogenaamd deponens: een werkwoord met een passieve vorm maar met een actieve betekenis.
τον εαυτό του: is het lijdend voorwerp
denken aan is een onovergankelijk werkwoord, dat geen lijdend voorwerp toelaat.
denken aan gaat vergezeld van een vast voorzetsel; 'aan'. 'aan zichzelf' is dus een voorzetselvoorwerp.
Bevestigende en ontkennende zinnen
De indeling naar bevestigende en ontkennende zinnen is een indeling naar vorm (in de zin komt al of niet een ontkenning voor).
Bevestigende zin:
Hij koopt een ring. Ontkennende zin: Hij koopt geen broche. |
θα πάμε στην Κρήτη. δε θα πάμε στην Κρήτη. |
we gaan naar Kreta. we gaan niet naar Kreta. |
Mededelende, vragende, gebiedende en uitroepende zinnen
Deze indeling is in eerste instantie gebaseerd op de betekenis van de zin. Deze heeft echter ook gevolgen voor de vorm.
Mededelende zin:
Hij koopt een ring. Vragende zin: Koopt hij ook een broche? Gebiedende zin: Koop ook een oorbel! Uitroepend zin: Wat een onzin! |
αύριο φεύγουμε για ταξίδι. πού θα πάτε; έλα τότε μαζί μας. αυτό είναι υπέροχο! |
morgen gaan we op reis. waar gaan jullie heen? ga dan met ons mee. dat is geweldig! |
Persoonlijke en onpersoonlijke zinnen
Onpersoonlijke zinnen maken gebruik van een onpersoonlijk werkwoord of onpersoonlijk gebruikt werkwoord.
είναι δυνατόν. | het is mogelijk. |
είναι αδύνατον. | het is onmogelijk. |
είναι πιθανόν. | het is waarschijnlijk. |