Voegwoord
Voegwoorden zijn niet-verbogen woorden die 
            enkelvoudige zinnen 
            met elkaar verbinden.
            Zij worden noch als afzonderlijk zinsdeel, noch als onderdeel 
            van een zinsdeel beschouwd.
Een voegwoord en de betekenis van de (bij)zin waarin hij wordt gebruikt, zijn sterk met elkaar verbonden.
Daarom vindt de bespreking plaats in de  
				syntaxis (zinsleer):
				- voegwoorden
				- bijzinnen
Nb. Betrekkelijke voornaamwoorden die ook een hoofdzin en een bijzin verbinden (en die wel worden verbogen), worden niet tot de voegwoorden gerekend.
Nb. In het Nederlands worden voegwoorden onderscheiden in 
            nevenschikkende en 
            onderschikkende voegwoorden. Dit gebeurt aan de 
            hand van het antwoord op de vraag of bij het samenvoegen van twee 
            enkelvoudige zinnen in één van die zinnen de woordvolgorde wijziging 
            ondergaat. Is dat het geval dan is er sprake van een onderschikkend 
            voegwoord, en anders van een nevenschikkend voegwoord.
            De zin met de gewijzigde woordvolgorde is de 
            bijzin, de andere de 
            hoofdzin.
Voegwoorden onderscheiden zich van betrekkelijke voornaamwoorden in het feit dat de betrekkelijke voornaamwoorden een (bij)zin verbinden met een zinsdeel (uit de hoofdzin).
In het Grieks ondergaat de woordvolgorde in de bijzin niet noodzakelijkerwijs een wijziging.
Nb. Binnen de bijwoorden bestaat er in het Nederlands een categorie zogenaamde zinsverbindende bijwoorden: bovendien, desondanks, daarentegen, immers, trouwens etc. Een dergelijk bijwoord verbindt twee hoofdzinnen doordat de tweede hoofdzin ermee begint: de film was niet zo slecht. Integendeel, hij was best interessant.