Werkwoorden
In de hierna volgende bespreking van het Griekse (en Nederlandse)
werkwoord worden alle begrippen die daarbij van belang zijn,
besproken. Er wordt daarbij geen bijzondere voorkennis
verondersteld.
Aan de orde komen onder meer: stam, aspect, wijze, tijd.
Indien de lezer over deze elementaire kennis beschikt, ligt bestudering van de bespreking op studienveau (gekenmerkt door 2 sterren) voor de hand. Op dit niveau worden de gevolgen voor de tweede stam van alle mogelijke uitgangen van de stam van het werkwoord systematisch besproken.
Een systematische behandeling van het werkwoord op basis van tijden en wijzen is te vinden in de aan grammatica van het werkwoord op gevorderd studieniveau: gekenmerkt door drie sterren.
In het Nederlands vallen de werkwoorden uiteen in zwakke en sterke werkwoorden.
Daarnaast zijn er nog enkele onregelmatige werkwoorden. De Griekse werkwoorden vallen
in een veel groter aantal groepen uiteen. Deze zijn in hoge mate te herkennen aan de de laatste letter van de stam.
Op niveau * wordt een vereenvoudigde indeling van werkwoorden op basis van de laatste letter van de stam.
Deze indeling in groepen is te herkennen aan de namen van de groepen die met een Griekse letter beginnen.
Dit maakt het voor de beginnende student makkelijker om de juiste vervoeging van een werkwoord te kiezen,
voor zover het werkwoord niet officieel tot een andere groep wordt gerekend (met alle consequenties voor de vervoeging vandien).
Op niveau ** wordt de officiële indeling van werkwoorden gehanteerd.
Dee indeling in groepen is te herkennen aan de namen van de groepen die met Nederlandse hoofletters worden aangeduid.
Een systematische bespreking van de werkwoorden op basis van de uitgang van de stam, treft u aan op komen wordt ervan uitgegaan dat de lezer reeds enige elementaire kennis van de vervoeging van het Griekse werkwoord heeft. Bedoeld worden begrippen als aoristos en paratatikos, het bestaan van verschillende stammen voor actief en passief, en het feit dat deze stammen wijziging ondergaan afhankelijk van de stam van de basisvorm van het werkwoord.
Deze kennis kan verkregen worden door bestudering van de grammatica van het werkwoord op cursusniveau: de pagina's die gekenmerkt worden met één ster.
Een systematische behandeling van het werkwoord op basis van tijden en wijzen treft u aan grammatica van het werkwoord op studieniveau: gekenmerkt door drie sterren.
Werkwoorden zijn woorden die een 'werking' uitdrukken. De werking kan een handeling zijn, maar bijvoorbeeld ook een beweging, een toestand of een eigenschap.
Werkwoorden onderscheiden zich, zowel in het Nederlands als in het Grieks, van alle andere woorden doordat ze vervoegd worden: dat wil zeggen de vorm van het werkwoord 'voegt' zich naar het object dat de handeling uitvoert, dat beweegt, dat in een toestand is of dat een eigenschap heeft.
In het Nederlands verandert de vorm alleen naar het aantal objecten (enkelvoud of meervoud) en de tijd:
ik fiets. | zij fietst. |
jij fietste. | zij hebben gefietst. |
In het Grieks wordt het werkwoord vervoegd naar vorm,
stam/aspect, wijs, tijd, persoon en
getal.
De vervoeging naar tijd, persoon en getal functioneert op dezelfde
wijze als in het Nederlands: voor persoon en getal verandert alleen
de uitgang, voor de tijd verandert soms alleen de uitgang soms wordt
ook een hulpwerkwoord toegevoegd.
De verschillende uitgangen die voor de 1e, 2e, 3e persoon enkel- en meervoud, voor de tijden, voor actief/passief en voor
het aspect mogelijk zijn, worden per werkwoordsgroep besproken
(werkwoorden heten tot dezelfde groep te behoren indien de
gebruikte uitgangen in grote mate overeenstemmen).
Behalve de vormen die door vervoeging ontstaan, kent het Grieks, net als het Nederlands, nog deelwoorden.
Vorm
In het Nederlands hebben bijna alle werkwoorden dezelfde vorm: ze eindigen in de onbepaalde wijs (de infinitief) op -en. Op deze regel zijn slechts een paar uitzonderingen: zijn, gaan, staan, slaan, zien, doen ed.
In het Grieks hebben alle werkwoorden die zowel actief als
passief gebruikt kunnen worden, twee vormen: de actieve/bedrijvende
vorm en de passieve/lijdende vorm (de lijdende vorm wordt dus niet,
zoals in het Nederlands, weergegeven door middel van een
hulpwerkwoord, zoals het Nederlandse 'worden').
De actieve vorm eindigt in de 1e persoon enkelvoud van de aantonende
wijs tegenwoordige tijd altijd op -ω.
De passieve vorm eindigt in de 1e persoon enkelvoud van de
aantonende wijs tegenwoordige tijd altijd op: -μαι.
Er zijn werkwoorden die wel een actieve vorm hebben, maar
waarvan de passieve vormen niet bestaan of nauwelijks gebruikt
worden, en er zijn werkwoorden die wel een passieve vorm hebben,
maar waarvan de actieve vormen niet bestaan of nauwelijks gebruikt
worden.
Een grote groep werkwoorden die wel passieve vormen heeft, maar geen
actieve, heeft wél
een actieve betekenis. Dit zijn de zogenaamde
deponentia.
Stam/aspect
Het belangrijkste verschil met het Nederlands is dat het Grieks
bij de vorming van het werkwoord onderscheid maakt naar het
tijdskarakter dat in de handeling, beweging, toestand of eigenschap
besloten ligt. Dit kan zijn:
- aan de gang zijn, gebruikelijk zijn of herhaald worden, of
- eenmalig zijn of afgerond zijn.
Het Grieks heeft voor bijna alle werkwoorden een tweetal
verschillende stammen (meestal simpelweg aangeduid met de
1e stam en de 2e stam) om aan
te geven welke van deze twee aspecten wordt weergegeven.
In het Nederlands kan het aspect alleen uit de context blijken:
aan de gang zijn, gebruikelijk zijn, herhaald worden |
het water staat te koken. je mag niet liegen. ik sta elke ochtend om 7 uur op. |
eenmalig zijn, afgerond zijn |
ik verzoek je weg te gaan. het onweerde vanochtend. |
Tijd
Net als het Nederlands kent het Grieks vormen voor:
tijd | afk. | voorbeeld | voorbeeld |
actief | passief | ||
voltooid verleden | v.v.t. | ik had betaald | ik was betaald |
onvoltooid verleden | o.v.t. | ik betaalde | ik werd betaald |
voltooid tegenwoordig | v.t.t. | ik heb betaald | ik ben betaald |
onvoltooid tegenwoordig | o.t.t. | ik betaal | ik word betaald |
onvoltooid tegenwoordig toekomend | o.t.t.t. | ik zal betalen | ik zal betaald worden |
voltooid tegenwoordig toekomend | o.v.t.t. | ik zou betalen | ik zou betaald worden |
onvoltooid verleden toekomend | v.t.t.t. | ik zal betaald hebben | ik zal betaald zijn |
voltooid verleden toekomend | v.v.t.t. | ik zou betaald hebben | ik zou betaald zijn |
Er zijn werkwoorden die slechts een beperkt aantal tijden kennen.
Het Grieks onderscheidt de tijden in tijden die met één woord worden
vormgegeven en de tijden die met behulp van een hulpwerkwoord worden
vormgegeven: μονολεκτικά en περιφραστικά (omschrijvend).
Persoon
Het Grieks onderscheidt net als het Nederlands een 1e, 2e en 3e
persoon enkelvoud en meervoud.
Er zijn werkwoorden die slechts een beperkt aantal personen
kennen. Meestal gaat het dan om de derde persoon (enkelvoud), de
zogenaamde onpersoonlijke werkwoorden.
Wijs
Het Nederlands kent vier wijzen: de aantonende wijs, de aanvoegende wijs, de gebiedende (bevelende) wijs en de onbepaalde wijs. Van de aanvoegende wijs kennen we in het Nederlands nog slechts enkele rudimentaire voorbeelden (het zijn allemaal zinnen die een wens uitdrukken):
leve de koningin. | het zij zo. |
het ga je goed. | gelieve de deur te sluiten. |
als het ware. | moge ... |
ware het niet dat ... |
Van de gebiedende wijs heeft in het Nederlands alleen het werkwoord zijn nog een afwijkende vorm:
wees gegroet. | wees maar niet bang. |
Van de onbepaalde wijs heeft in het Nederlands alleen het werkwoord zijn nog een afwijkende vorm:
ik ben wezen fietsen. |
Het Grieks kent vijf wijzen. Drie daarvan komen overeen met het
Nederlands: de aantonende wijs, de
aanvoegende wijs en de bevelende wijs.
Het moderne Grieks kent slechts in archaïsche uitdrukkingen
de oude onbepaalde wijs.
Hiermee hangt natuurlijk ook samen dat het Grieks een werkwoord niet
naar de onbepaalde wijs benoemt, maar naar de 1e persoon enkelvoud
van de aantonende wijs.
Anders dan het Nederlands wordt het deelwoord in het Grieks bij de
wijzen ingedeeld.
Tenslotte heeft het Grieks nog een vijfde wijs van het werkwoord die
vergeleken kan worden met het Nederlandse voltooid deelwoord (dat
wil zeggen: het is één onverbuigbare werkwoordsvorm die in voltooide
tijd wordt gebruikt; deze vorm kan echter niet als bijvoeglijk
naamwoord worden gebruikt zoals bijvoorbeeld het Nederlandse
'gegooid'.
Bij een behoorlijk aantal werkwoorden komt geen gebiedende wijs
voor.
Deelwoord
Het Grieks kent net als het Nederlands, een
tegenwoordig deelwoord
en een voltooid deelwoord,
die ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt kunnen worden
(bijvoorbeeld gooiend, gegooid).')
Het Grieks beschouwt het deelwoord, anders dan het Nederlands, als
een wijze (de 4e).
Omdat het Grieks voor bijna elk werkwoord niet alleen een actieve
vorm kent, maar ook een passieve, bestaat er naast het tegenwoordig
deelwoord voor de actieve vorm, ook een tegenwoordig deelwoord voor
de passieve vorm.
In principe worden de deelwoorden verbogen.
Vooral het tegenwoordig deelwoord komt niet bij alle werkwoorden
voor.
') Het Nederlandse voltooid deelwoord (passief) (er bestaat in het Nederlands geen voltooid deelwoord actief) komt niet één-op-één overeen met het Griekse voltooid deel woord passief.
In het Nederlands kan het voltooid deelwoord op twee manieren worden gebruikt: in 'ik heb betaald' en in 'de betaalde rekening': in de voltooide tijd en als bijvoeglijk naamwoord.
Hoewel het Grieks een voltooid deelwoord (passief) kent, wordt dit meestal niet gebruikt bij het vormen van de voltooide tijden. Als bijvoeglijk naamwoord wordt het wel gebruikt.
Bij het vormen van de voltooide tijden maakt het Grieks gebruik van de zogenaamde aparemfato. Deze term wordt vaak ten onrechte vertaald als de onbepaalde wijs. Ten onrechte, want deze vorm heeft geen enkele relatie met de Nederlandse onbepaald wijs die het 'volledige' werkwoord aanduidt.