fbicon

Nieuwgrieks, Morfologie en Syntaxis


Bezoek ook: www.woordenlijstnieuwgrieks.nl
Nieuwgrieks, Morfologie en Syntaxis
Bezoek ook: www.woordenlijstnieuwgrieks.nl

©

 
Grammatica//Synt/SyntZin2Zins


Zinsdelen


Een zin is een combinatie van woorden en/of woordgroepen die samen een afgeronde uitspraak vormen.

Een zin is samengesteld uit zinsdelen.
Een zinsdeel is een woord of woordgroep die door hun functie in de zin bijdraagt tot de betekenis van de zin.


Het zinsdeel dat in eerste instantie bij de handeling, beweging of toestand die in de zin wordt beschreven, betrokken is, is het onderwerp. In het Grieks wordt het onderwerp niet expliciet in de zin vermeld als het uit de werkwoordsvorm blijkt.

Onderwerp: de auto rijdt nog steeds.
onderwerpszin: wie voorzichtig rijdt, maakt weinig ongelukken.
η λάμπα φωτίζει το δωμάτιο.
διαβάζεις;
de lamp verlicht de kamer.
lees je?

Het zinsdeel dat de handeling, beweging of toestand uitdrukt, die in de zin beschreven wordt, is het gezegde. Het gezegde bestaat minimaal uit de persoonsvorm. De persoonsvorm is het werkwoord dat in persoon en aantal met het onderwerp overeenstemt.

de auto rijdt nog steeds.
ik zou dat niet hebben kunnen doen.
Persoonsvorm: rijdt respectievelijk zou.
τα παιδιά παίζουν. de kinderen spelen.
ο Πέτρος είναι προσεκτικός. Petros is voorzichtig.

Een gezegde is ofwel een werkwoordelijk gezegde ofwel een naamwoordelijk gezegde.
Een werkwoordelijk gezegde bestaat alleen uit een persoonsvorm en eventueel andere werkwoordelijke vormen.

de poes kwam direct aangelopen.
hij zat televisie te kijken.
hij liep de kamer binnen.
τα παιδιά είχαν παίξει. de kinderen hadden gespeeld.

Nb. Omdat het Grieks geen constructies met de infinitief kent, speelt het werkwoordelijk gezegde nauwelijks een bijzondere rol.
Dit heeft echter wel tot gevolg dat een Nederlandse constructie met de infinitief niet zo maar omgezet kan worden naar het Grieks; zeker niet als die infinitief nog verschillende rollen kan spelen.


Een naamwoordelijk gezegde verbindt het onderwerp door middel van een koppelwerkwoord met een naamwoord of een woordgroep die op het onderwerp een toelichting of eigenschap geeft.

Karel is notaris.
Marietje wordt fysiotherapeut.
wij blijven je trouw.
deze oplossing bleek de beste.
hij lijkt me een jofele kerel.
mijn buurman heet ziek te zijn.
dat dunkt me wel geloofwaardig.
die uitvlucht komt me verdacht voor.
ο Παύλος είναι πλούσιος.
γίνει καθηγητής.
φαίνεται τίμιος άνθρωπος.
Paulus is rijk.
hij wordt leraar.
hij lijkt een eerlijk mens.


De Nederlandse koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Binnen het naamwoordelijk gezegde worden onderscheiden:
- het werkwoordelijk deel van het gezegde;
- het naamwoordelijk deel van het gezegde.

Werkwoordelijk deel: Hij lijkt me een jofele kerel.
Naamwoordelijk deel: Hij lijkt me een jofele kerel.

Niet alleen in het geval van een naamwoordelijk gezegde stemt een zinsdeel in geslacht en aantal overeen met het onderwerp. Dit treedt ook op bij een bepaling van gesteldheid. Een bepaling van gesteldheid komt sterk overeen met een bijvoeglijke bepaling. Het verschil is dat een bepaling van gesteldheid ook beïnvloed wordt door het werkwoord:

ο Σωτήρης πέθανε φτωχός.
ο Κώστας τους δεχόταν όρθιος.
κατάχλωμος ο παπάς κοίταζε το νερό.
όταν έφτασα στο σπίτι, βρήκα την πόρτα ανοιχτή.
ο ένοχος περπατούσε σκυφτός.
δέντρα που φυτρώνουν μόνα τους
Sotiris stierf arm.
Kostas ontving hen staand.
lijkbleek keek de priester naar het water.
toen ik thuiskwam, stond de deur open.
de schuldige liep gebogen.
bomen die alleenstaand groeien


Het naamwoordelijk deel van het gezegde correspondeert over het algemeen in aantal, geslacht en naamval met het onderwerp.
In een enkel geval kan het naamwoordelijk deel van het gezegde in de genitivus staan:

αυτή η σοκολάτα είναι πολυτελείας.
αυτό το ξενοδοχείο είναι τρίτης κατηγορίας.
deze chocolade is van uitstekende kwaliteit (lett. van een weelde).
dat hotel is van de derde categorie.


Het zinsdeel dat uitdrukt op wie of wat de handeling is gericht, wie of wat de handeling ondergaat, is het lijdend voorwerp.

een voorzichtige chauffeur maakt weinig ongelukken.
ο Γιώργος χαϊδεύει το σκύλο. Giorgos plaagt de hond.


Het zinsdeel dat aangeeft wie of wat de uitvoering van de handeling mogelijk maakt, is het meewerkend voorwerp.

Kees gaf zijn vrouw een gouden ring.
de leraar gaf het rapport aan de leerling.
του ζήτησα χρήματα.
του αγόρασα ένα βιβλίο.
δίνω στο Γιάννη μια επιταγή.
δίνω του Γιάννη μια επιταγή.
ik vroeg hem geld.
ik kocht een boek voor hem.
ik geef Giannis een opdracht.
ik geef Giannis een opdracht.

Nb. Het Grieks kent net als het Nederlands een onnadrukkelijk gebruik van het meewerkend voorwerp.

Wat maak je me nou?
μου βάζεις ζάχαρη στον καφέ; doe je suiker voor me in de koffie?

Het zinsdeel dat een nadere specificatie geeft van een zelfstandig naamwoord (of daarmee gelijk te stellen woord) of van een woordgroep die op een zelfstandig naamwoord is gebaseerd, heet een bijvoeglijke bepaling.

de kat van de buren
mijn tante
die lieve dame
de ring die hij kocht, was uiterst kostbaar.
μια μεγάλη πόλη een grote stad

Een bijvoeglijke bepaling is dus altijd een onderdeel van een ander zinsdeel.

Van het onderwerp: Een voorzichtige chauffeur maakt weinig ongelukken.
Van het lijdend voorwerp: Een voorzichtige chauuffeur maakt weinig ongelukken.
Van het meewerkend voorwerp: Kees gaf zijn vrouw een gouden ring.

Een bijvoeglijke bepaling kan dus zelf ook weer onderdeel zijn van een andere bijvoeglijke bepaling.
de kat van onze beste vrienden

Een bijvoeglijke bepaling kan met behulp van een betrekkelijk voornaamwoord de vorm aannemen van een bijvoeglijke bijzin.
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat twee functies kan vervullen:
- het geeft een nadere specificatie geeft van de handeling, beweging of toestand die door het gezegde in de zin wordt uitgedrukt, ofwel

hij loopt op straat.
de tafel is netjes gedekt.
zonder te groeten ging hij weg.
σε ένα χρόνο έγραψε δυο βιβλία.
εγώ φεύγω σήμερα.
in één jaar schreef hij twee boeken.
ik ga vandaag weg.

- het geeft een nadere specificatie van een woord of woordgroep, niet zijnde een zelfstandig naamwoord of een woordgroep die op een zelfstandig naamwoord is gebaseerd (in dat geval is namelijk sprake van een bijvoeglijke bepaling).
Van een bijvoeglijke bepaling: Hij koopt een heel dure ring.
Van een bijwoordelijke bepaling: Hij gaat heel vroeg naar zijn werk.
ο δρόμος είναι εξαιρετικά κίνδυνος. de weg is buitengewoon gevaarlijk.

Een bijwoordelijke bepaling kan met behulp van een voegwoord (niet zijnde een betrekkelijk voornaamwoord) de vorm aannemen van een bijwoordelijke bijzin.
De indeling van bijwoordelijke bepalingen komt dan ook overeen met die van de bijwoordelijke bijzinnen.
Alleen de bijwoordelijke bepalingen van tijd zijn een afzonderlijke bespreking waard.

Behalve voornoemde zinsdelen komen nog de volgende zinsdelen voor:
- belanghebbend voorwerp (dat is me toch wat; de tranen staan haar in de ogen; hij heeft een lamp voor zijn kamer gekocht)
- voorzetselvoorwerp (ik wacht op zijn broer)
- passieve door-bepaling (die hond wordt door zijn baas geslagen)
- bepaling van gesteldheid (hij lag wakker in bed)
- bijstelling (ken jij Jan, die schilder, ook?)
- aangesproken persoon (meneer, U mag binnenkomen)
- tussenwerpsel (hij trouwt, wie had dat ooit gedacht, met Maria)
Het belanghebbend voorwerp, het voorzetselvoorwerp, de passieve door-bepaling en de bepaling van gesteldheid kunnen zonder al te veel bezwaar als varianten van het meewerkend voorwerp of de bijwoordelijke bepaling worden gezien.

Voorbeelden.

belanghebbend voorwerp ξαφνηκά άρχισε και μου κατηγορούσε την Όλγα. plotseling begon hij me toch Olga verwijten te maken.

Nb. Wat de bepaling van gesteldheid betreft moet men er in het Grieks wel op attent zijn of deze bij het onderwerp of bij het lijdend voorwerp hoort. Deze bepaling volgt namelijk in getal, geslacht en naamval het woord waar hij bijhoort.

Werk in uitvoering

ο Σωτήρης πέθανε φτωχός. Sotiris stierf arm. bij het onderwerp
. zij vindt hem maar een klungel. lijdend voorwerp
. hij kookt het eten veel te gaar. lijdend voorwerp

 

 

 

 

 

© Auteursrecht voorbehouden. Zie pagina Copyright

  

Betekenis:
Semantiek

l

Zin:
Syntaxis

l

Woord:
Morfologie

l

Letter:
Alfabet

l

Klank:
Fonologie

     

*

*

*

*

   

+

+

 

De bovenstaande zwarte sterren geven van elke pagina het niveau aan.
1 ster: beginnersniveau
2 sterren: gevorderden-niveau
3 sterren: studieniveau
1 plus: beschouwing
2 plussen: overzicht

Alle onderwerpen komen in ieder geval op niveau 1 aan de orde.
Een zwart naar boven wijzend driehoekje geeft aan dat een onderwerp ook op een hoger niveau aan de orde komt.

De zwarte naar links en rechts wijzende gesloten driehoekjes in het midden van het scherm zijn links naar de volgende pagina van hetzelfde onderwerp op hetzelfde niveau.

Teksten met een gestippelde onderstreping zijn links en/of tooltips.

In het geval van een link wijzigt tevens de achtergrondkleur.